Procedure vormvrije m.e.r.-beoordeling en kleine plannen
25 oktober 2018Voor veel plannen is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk omdat deze worden aangemerkt als ‘Stedelijke ontwikkelingsprojecten’ zoals opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Bij bijvoorbeeld de bouw van vijf woningen zit je ruim onder de drempelwaarde voor woningen, maar zou wel een vormvrije m.e.r. noodzakelijk zijn. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling hoefde in het verleden alleen als paragraaf te worden opgenomen in de toelichting van een plan, waarmee je als gemeente kon aantonen dat er geen m.e.r. (-beoordeling) hoefde te worden uitgevoerd.
Na een aanpassing op het Besluit m.e.r. moet hiervoor nu echter ook een aanmeldnotitie worden ingediend bij de gemeente. De gemeente, in de vorm van het bevoegd gezag, moet naar aanleiding van de aanmeldnotitie vervolgens een besluit nemen of er wel of niet een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
De raad is het bevoegd gezag bij een bestemmingsplan en daarom lijkt het logisch dat ook de raad moet beslissen om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) op te stellen. In de Wet milieubeheer (waarin de m.e.r. wettelijk is verankerd) is echter opgenomen dat onder bevoegd gezag verstaan wordt: “het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden dan wel vaststellen van een plan of een besluit”. Bij bestemmingsplannen is het college het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden ervan. In dat kader zou het college ook het bevoegd gezag kunnen zijn. Dit is bevestigd in recente jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2018:3131). Het besluit zou dus door zowel het college als de raad mogen worden genomen. Dit is mooi, omdat hiermee een extra gang richting de raad (en daarmee een langere doorlooptijd en grotere belasting van het ambtelijk apparaat) kan worden voorkomen.
Overigens moet volgens de letter van de wet het bevoegd gezag (het college) het besluit om geen m.e.r.(-beoordeling) op te stellen vòòr het besluit om een ontwerpplan ter inzage te leggen, nemen. Sterker nog: het college moet voor de aanvraag van het wijzigen van een bestemmingsplan dan wel omgevingsvergunningaanvraag besluiten over het uitvoeren van een m.e.r.(-beoordeling), anders moet de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Een extra gang naar het college blijft dus wel nodig. Mij lijkt het echter acceptabel om beide besluiten tegelijk te nemen. Dit scheelt een extra gang naar het college en belanghebbenden worden er ook niet mee in hun belang geschaad. Ze kunnen namelijk pas bezwaar maken over het niet uitvoeren van een m.e.r.(-beoordeling) bij de procedure van het bestemmingsplan dan wel de omgevingsvergunning.
Verder ben ik van mening dat de vormvrije m.e.r. voor kleine ontwikkelingen zijn doel voorbij schiet. Het zou daarom fijn zijn als er nog meer duidelijkheid zou komen over wat onder een ‘Stedelijk ontwikkelingsproject’ kan worden geschaard en wat niet. Voor kleine plannetjes zou dit dan weer een (onnodige) procedure schelen, temeer omdat in de ruimtelijke procedure sowieso moet worden aangetoond dat er geen zwaarwegende nadelige milieueffecten zijn.
Het zou de bedoeling zijn om in de Omgevingswet op te nemen dat de besluiten om een ontwerpplan in procedure te brengen en geen m.e.r. uit te voeren gelijktijdig kunnen worden genomen. Dit lijkt mij een stap in de goede richting. De aanmeldnotitie voor kleine ontwikkelingen, die nu nog onder de vormvrije m.e.r.-beoordeling vallen, blijft echter bestaan. Dit lijkt dan weer niet in overeenkomst te zijn met de geest van de Omgevingswet (‘minder regels’, ‘snellere procedures’ en ‘minder onderzoekslasten’).
Jurian Heerink, planoloog, 06 - 16411852